Tags

, , ,

In de blogserie Meeleesbrieven schrijven Nienke en Kim elkaar digitale brieven. Jij, als postfabrieklezer, mag meelezen. De aanleiding voor de blogserie lees je bij de eerste brief; hier. Wil je alle brieven lezen? Kijk dan hier.

Hengelo, dinsdag 24 november 2020

Lieve Kim,

Dankjewel voor jouw prachtige brief. Het duurde deze keer een paar maanden voordat ik je kon terugschrijven. In die maanden ben ik meerdere keren gaan zitten om je te schrijven, maar de woorden kwamen niet. Er zat een heleboel lawaai in de weg waardoor ik mijzelf niet kon horen. (Ken je dat?) Mijn buren waren ineens alle dagen thuis. Ze gingen niet naar hun werk, niet naar school, niet op visite en niet op vakantie. In plaats daarvan stonden ze hele dagen in de tuin te bellen, gameden mijn buurjongens bijna 24/7 en werd er geboord, gezaagd en geslepen. Zelfs op de anders zo rustige plekjes in het bos was niet langer stil en ‘mijn’ bankjes in het buitengebied waren allemaal bezet. Er was nergens een plekje te vinden waar ik mezelf kon horen.

Wat je schrijft is zo herkenbaar, Kim. Je vertelde dat een kracht van jou is dat je altijd maar ruimte ziet en tot in je diepste kern een optimist bent. Hoe je altijd een volgende stap, een mogelijkheid, een optie ziet. En: ‘Zoals vaak het geval is, is mijn grote kracht meteen een grote valkuil.’
En dat is ook mijn kracht én valkuil. De afgelopen jaren hielden het zien van volgende stappen, mogelijkheden en andere opties me staande. Ik voegde me naar de ruimte die er was, als een occamy zoals Karin dat zo mooi benoemde in haar reactie op mijn vorige brief. Totdat er een moment kwam waarop ik me oprekte en oprekte en oprekte… en mijn bungeekoord knapte. Daar zat ik dan: op de bodem van die kuil.

Mijn ruimte was al lange tijd heel klein. Diem en ik werkten keihard aan mogelijkheden om mijn ruimte uit te breiden, maar kwamen daarbij een scala aan uitdagingen en vertragingen tegen. Al in 2018 zijn we een traject gestart en hoopten we aan het eind van dat jaar met een andere manier van leven te kunnen beginnen. Maar er waren wachtlijsten en een patiëntenstop. Er was een opleiding en een verbouwing nodig. Daarna waren er nog een noodlijn en een dialysekatheter die niet werkten, een ingreep met complicaties, een infectie en een longvliesontsteking. Daarna was er tijd nodig voor herstel. Toen gebeurde er nog iets lulligs als een overstroming. En toen daarna eindelijk onze gebouwde ruimte af was, werden we daarin opgesloten; de lockdown.

Het begin van de lockdown voelde eventjes alsof ik op een berg stond waar geen haast was en daarna gebeurde het: mijn bungeekoord knapte. Jij noemde in jouw brief ook al het boek dat je zo prachtig voorlas: Wat Niemand Had Verwacht. Ik voelde me als dat meisje dat bij de afgrond kwam en erin viel tot helemaal beneden. Daar op de bodem voelde ik me als Alice in Wonderland die een drankje had gedronken dat haar liet krimpen. Ik voelde me klein en mijn stem was zacht. Het lukte niet om het lawaai om me heen zachter te zetten of een plekje te vinden waar het stil genoeg om mijn stem te horen. Totdat ik op een dag besefte dat het misschien ook anders kon: mijn eigen stem harder zetten! Maar hoe doe je dat? Waar zit die volumeknop?

Maar dit is stilstand, waarom slaap je?
En wat ben, wat ben, wat ben je?
En wat gooi je weg?
Wat hou, wat hou, wat hou je?

Uit: ‘Stilstand’ van Eefje de Visser

Ergens kwam ik op het spoor van andere mensen die hun ervaring deelden en er begon iets in beweging te komen. Ik zag onder andere de Verlieskaarten van Verlieskunst, begon in het boek ‘Het is oké om je niet oké te voelen’ van Megan Devine en luisterde naar de podcast van Liesbeth Rasker. Het resoneerde. Ik vond herkenning, kreeg erkenning en het was als in het boek dat jij voorlas: er zakten gekleurde draden naar beneden, naar de bodem van de kuil. Ik voelde dat ruimte ook zit in woorden die je ergens aan kan geven en in weten dat je niet alleen en niet de enige bent. En ook hoe belangrijk het is dat ergens een kaartje voor is. Het is simpelweg het tastbare bewijs dat het er mag zijn. Het geeft ruimte.

En er was nog iets, nog een puzzelstukje, dat ik nodig had om mijn ruimte groter te maken en mijn stem te laten groeien. Daarvoor maak ik een sprongetje in de tijd, naar een paar dagen geleden. Diem liet weten dat hij zijn Netflix abonnement had opgezegd. Ik wilde nog graag ‘The Call to Courage’ zien; een anderhalf uur durende lezing van Brené Brown. En ik keek het nu het nog kon. Brené vertelde daarin over een situatie waarin ze de ergste kwetsbaarheidkater had die je je kunt voorstellen. De angst voor schaamte en de angst voor kritiek was op dat moment zo groot dat het verlammend was. Ze vertelde hoe ze even daarna toevallig op een toespraak van Theodore Roosevelt stuitte. En dat het haar iets duidelijk maakte dat levensveranderend was. Ik weet dat je deze passage uit die toespraak kent. Toch wil ik ‘m graag nog eens delen.

Het is niet de criticus die telt; niet degene die ons erop wijst waarom de sterke man struikelt, of wat de man van de daad beter had kunnen doen.

De eer komt toe aan de man die daadwerkelijk in de arena staat, zijn gezicht besmeurd met stof, zweet en bloed; die zich kranig weert; die fouten maakt en keer op keer tekortschiet, omdat het nu eenmaal onvermijdelijk is;

die desondanks toch probeert iets te bereiken; die groot enthousiasme en grote toewijding kent; die zich helemaal geeft voor de goede zaak;

die, als het meezit, uiteindelijk de triomf van een grootse verrichting proeft, en die, als het tegenzit en als hij faalt, in elk geval grote moed heeft getoond…

Theodore Roosevelt

Toen ik daar op de bodem van de afgrond zat en vooral de valkuil van mijn eindeloze optimisme zag, voelde ik me heel klein. Ik luisterde naar de schaamte die aan mij vrat en naar de kritiek die ik kreeg. Ik had het gevoel dat ik iets verkeerd had gedaan of dat er iets mis met mij was. Brené Brown herinnerde mij eraan dat het bij wholehearted leven hóórt: je kríj́gt op je donder, je zúlt vallen, je zúlt falen en je hart zál gebroken worden. Het gaat niet om winnen of verliezen. Het gaat om de moed er te zijn als je de uitkomst niet kunt beheersen.

In onze vorige meeleesbrieven, schreven we elkaar ook al over ruimte. Het belang van ruimte voor die verhalen. Niet langer slechts de verhalen waarin tegenslag wordt overwonnen. Maar verhalen over de waarheid van pijn, liefde en het leven. Verhalen over moed als we geconfronteerd worden met iets dat niet opgelost kan worden. De verhalen van andere moedige mensen kunnen de gekleurde draden zijn die naar beneden zakken… Ik pakte de draden aan en klom weer naar boven, de arena in.

Aan het eind van je brief vroeg je: ‘Zijn er bij jou dingen aan het ontkiemen in het donker? Of steken ze hun groene koppies al op boven de grond? En is er misschien zelfs al iets tot bloei gekomen?’ Nu kan ik daar ‘ja’ op antwoorden. Als in, ik voel weer ruimte om te antwoorden én ja: er ontkiemen al dingen. En lieve Kim, vertel eens: hoe ziet dat er uit bij jou?

Oneindig veel liefs,

Nien