Tags

,

Foto door: osevenfotografie

Elk van mijn werkdagen stond ik om 7:45 ter hoogte van de klok op perron 6 van station Laan van NOI te wachten op de IC van 7:51 naar Leiden. Het was het zoete plekje tussen minimale inspanning en maximale ruimte in de drukte aan studenten in.

Ik merkte hem voor het eerst op toen hij op het volle balkon van de trein staand zijn muesli door zijn yoghurt roerde en in alle rust op at. Terwijl ik toe keek, ving zijn blik de mijne en glimlachte hij naar me. Waar ik op mijn route veel mensen telkens weer zag, werd hij de eerste persoon die die herkenning erkende. Een glimlach werd een groet en een groet werd een eerste ongemakkelijk gesprekje. Een week na dat eerste gesprekje, stond ik in het donker op het perron met de tranen precies tot aan de rand van mijn ogen. Die dag ervoor was er iets naars gebeurd bij mijn zoontje op school en het nare gevoel was met mij mee gereisd. Hij kwam aanlopen en zei “Goedemorgen! Hoe gaat het?” en ik haalde wat ontwijkend mijn schouders op. Zijn vraag, samen met het me recht aan kijken, maakte dat ik die tranen bijna niet meer tegen hield. Hij zag het en in plaats van te doen alsof dat niet zo was, vroeg hij wat er was. Ik mompelde iets, over een nare dag. Hij vroeg wat er dan gebeurd was, met een oprechte zachtheid in zijn stem. En zo vertelde ik aan deze vreemde op perron 6 ter hoogte van de klok iets over een diep stukje verdriet. Hij pakte even mijn arm, kneep zacht, en zei iets liefs en bemoedigends.

Vanaf dat moment was er de ongeschreven afspraak dat we naar elkaar zouden uit kijken en op elkaar zouden wachten op precies die plek, daar bij de klok. Hij, geboren in Senegal, zou steevast mopperen over het Nederlandse weer en dat ik veel te weinig kleding aan had. Ik zou steevast grapjes maken over hoe dik hij zich had ingepakt terwijl de winter nog moest beginnen. Als het regende en ik zoals altijd mijn paraplu vergeten was, zou hij langs het hokje lopen waar ik dan schuilde en me met zijn paraplu mee voeren naar de klok om in te stappen op ons vertrouwde plekje. In vakanties was het rustig, en hadden we de privacy voor echte gesprekken. Soms stonden we dicht op elkaar gepakt, te grinniken om al die mensen die zó hard hun best deden elkaar niet aan te kijken, terwijl ze elkaars adem konden ruiken. Soms lieten we foto’s of filmpjes zien op onze telefoon, van kinderen of van dansen of iets anders uit ons leven buiten die trein.

Het treinritje duurde 9 minuten, dan stapte ik uit in Leiden en reed hij door naar Amsterdam Zuid. Na de laatste keer dat ik hem zag, had ik een gedachte; als er ergens in die routine een schakeltje zou veranderen, zouden we verdwijnen uit elkaars leven. Ik schudde de gedachte van me af, het was februari 2020.

Bovenstaand stukje schreef ik een tijdje terug op mijn persoonlijke facebook. Ik schreef over Mamadou, de vreemdeling die een vriend werd. Mamadou was telkens weer een lichtpuntje in mijn dag, omdat hij met zijn oprechtheid ruimte gaf aan echte connectie in een omgeving waarin dat bijna niet voor komt. Ik mis hem. En ik hoop dat de dingen een kant op bewegen, dat zijn pad het mijne uiteindelijk weer kruist.

Liefs,
Kim