Tags

In de nieuwe blogserie Meeleesbrieven schrijven Nienke en Kim elkaar digitale brieven. Jij, als postfabrieklezer, mag meelezen. De aanleiding voor de blogserie lees je bij de eerste brief; hier. Wil je alle brieven lezen? Kijk dan hier.

Pijnacker, 17 juli 2020

Lieve Nienke,

Waar ik de vorige keer het moment van het lezen van jouw brief uitstelde tot ik er alle rust voor had, was ik daar dit keer veel te nieuwsgierig voor. Zoals ik bij een echte brief dan direct in de hal de enveloppe open om te lezen, pakte ik nu direct mijn telefoon en las staand in de woonkamer jouw brief. In alles wat ik kwijt was, was ik ook zulke nieuwsgierigheid en urgentie kwijt. Iets zó graag willen dat je bijna niet kunt wachten. Ik kan dan ook volmondig “JA” zeggen op de vraag of mijn vuurtje gedoofd was. Pas nu het vuurtje weer brandt, kan ik voelen hoe kil het was van binnen zonder die vlammen. Het is net alsof ik het knopje weer gevonden heb en weer AAN kan staan, dingen me weer kunnen raken, beroeren, laten schaterlachen.

Het doet me denken aan een heerlijk moment van de week. Ik was mijn zoontje aan het voorlezen voor het slapen gaan. In het boek wat we lezen wordt Merel, een dapper meisje, ontvoert door piraten. Als ze ontdekken dat ze een meisje is willen ze haar van de loopplank duwen tót ze ontdekken dat Merel kan lezen. Ze hebben een lijst met namen van muiters, maar niemand van de piraten kan lezen. Merel mag het lijstje voorlezen. Ze leest plechtig voor “JUSBLOKJES” en de piratenkapitein reageert woest dat als hij erachter komt wie die Jus Blokjes is, hij hem een kopje kleiner zal maken. De naam “Vegetarische Worstjes” en “Aardappels” volgt waarop een piraat opmerkt “Wow, die was zo berucht, die had maar één naam nodig!”. Het was zo absurd geschreven, dat tijdens het voorlezen de tranen over mijn wangen biggelden van het lachen. Mijn zoontje lachte hartelijk met me mee, ook al snapte hij niet zo goed wat er zo grappig was. In de dagen erna stelde hij zich telkens aan me voor als “Jus Blokjes” om me opnieuw aan het lachen te maken. Het is zomaar een klein momentje uit het dagelijks leven, maar eentje waar ik weer volop van kon genieten. Zo’n momentje van gedeeld plezier en van voelen dat je echt met elkaar verbonden bent. Nadat we uitgelachen waren zei mijn zoontje met zijn armen om mijn nek: “Mama, ik hou van jou, héél veel!” Het zegt me altijd weer hoeveel écht aanwezig zijn in een moment en bij een persoon, voor échte verbinding zorgt. Waaraan kun jij merken dat jouw vuurtje lekker brandt?

We hebben het met elkaar veel gehad over het innemen van ruimte. Je deelde de meditatie van Sanny Verhoeven en jouw ervaring met het smalle weggetje. Je vroeg me ook of ik zocht naar jouw vergelijking met de sportwagen en uit de bocht vliegen, omdat je de nieuwe mogelijke snelheid nog niet beheerst. In een reactie deelde Karin dat het stukje over ruimte haar deed denken aan de Occamy, een wezen uit Harry Potter die naar gelang de beschikbare ruimte groter of kleiner kan worden. Al deze stukjes samen deden me tot een besef komen. Een kracht van mij is dat ik altijd ruimte zie en tot in mijn diepste kern een optimist ben. Ik zie altijd een volgende stap, een mogelijkheid, een optie. Zoals vaak het geval is mijn grote kracht meteen een grote valkuil. Want ergens onderweg is het de gewoonte geworden om te denken dat als de ruimte er IS, ik die ruimte ook moet innemen. Het resulteerde in grenzeloze ja-zeggerij en zoveel stukjes opvullen, dat ik mezelf oprekte en oprekte en oprekte. En zoals een elastiekje wat je té ver oprekt, was er een moment dat ik niet meer terugveerde en vervolgens een moment waarop ik knapte. Dat een sportwagen 300 km per uur kan rijden, betekent nog niet dat je dat ook daadwerkelijk de hele tijd moet doen. Ik heb moeten leren de afgelopen tijd om al die stukjes van mezelf die her en der ruimte vulden, weer in te hengelen en helemaal terug te gaan naar de basis. Ik leer om mezelf niet te vragen “Welke ruimte KAN ik innemen?”, maar te vragen “Welke ruimte WIL ik innemen?” En dat ik geblinddoekt als een speer die boom in kon klimmen, betekende nog niet dat ik dat ook moest doen. Want waarom niet elke stap bewust zetten? Waarom met mijn vingers niet de boom heel bewust voelen? Waarom niet luisteren naar het ritselen van de bladeren?Waarom niet voelen hoe de wind door mijn haren wapperde? Dat was de reden dat ik verstilde. En toen ik verstilde was het alsof mijn lichaam me inhaalde en pas de kans kreeg te zeggen “hee, ik doe het ook graag iets rustiger aan.”

Jouw stukje over het stilstaan als een boom doet me denken aan het boek wat ik hier eens voor las van Marit Törnqvist: Wat Niemand Had Verwacht. En dan vooral het plaatje tegen het einde waarbij het meisje als enige tegen de stroom in beweegt: “Maar niemand hoorde haar want alle mensen hadden haast.” Je omschrijft prachtig hoe een periode van stilstaan tegelijk juist een periode van ontwikkeling is. Ik las een tijdje terug, ik weet helaas niet meer waar, ook een citaat over dat je in je leven ook “integratie-tijd” moet nemen. Tijd waarin je alle dingen die je hebt meegemaakt, geleerd, beleefd, kunt integreren met alles wat je al was. Ik denk dan ook aan een zaadje wat onder de grond aan het ontkiemen is, voordat het zichtbaar tot bloei kan komen. Het is misschien weer mijn oneindige optimisme, maar ik hoop dat deze tijd in de wereld ook een heleboel zaadjes plant voor de mensheid en Collateral Beauty met zich mee brengt. Want waar ik er zelf een hele moeilijke periode op heb zitten, voel ik hoe uit al die momenten onder de grond de plantjes zijn gaan groeien en de eerste bloemen voorzichtig beginnen te bloeien. Leuk feitje: dat doen ze precíes synchroon met alle bloemzaadjes die ik plantte in onze voortuin in maart.

Je vroeg wat de laatste keer was dat ik duidelijke grenzen stelde. Ik ben daar op dit moment eigenlijk elke dag mee bezig. En ik stel die grenzen vooral aan mezelf. Ik volg via Coursera een cursus over Purposeful Living en heb week 1 er net op zitten. Als onderdeel van de cursus start ik elke dag met een intentie: één woord waar ik me die dag op wil richten. Ik noteer wat die intentie in de weg zou kunnen zitten en hoe ik dat kan voorkomen. Op die manier ben ik mijzelf aan het begrenzen en vraag me elke dag af: past deze actie bij mijn intentie voor vandaag? Zo begrens ik mezelf en mijn neiging tot álles willen doen op dit moment.

Zijn er bij jou dingen aan het ontkiemen in het donker? Of steken ze hun groene koppies al op boven de grond? En is er misschien zelfs al iets tot bloei gekomen?

Duizendliefs,
Kim